Luide muziek. Het zoveelste vliegtuig. Die dekselse grasmaaier. Spelende kinderen. Het lijkt tegenwoordig bon ton om de persoonlijke irritatiegrens zo laag te leggen dat die met gemak overschreden wordt. Dat dit aanleiding geeft om een klaagzang af te steken, is vaak mooi meegenomen. Maar achter die groeiende onverdraagzaamheid schuilen ook gevaren, zoals de beknotting van ondernemerschap, verdere polarisering en gebrekkige stadsontwikkeling. Is het dat wat we willen, de tirannie van de zuurpruimen?
Eva Daeleman zal haar Instagram-post over de geluidsoverlast in het centrum van Oostende niet snel vergeten. Toen ze het nachtlawaai in haar buurt aankaartte, kreeg ze al snel een tsunami van verontwaardigde reacties over haar heen. Samengevat: Eva verhuisde zélf naar dat drukke centrum en had dus geen recht van klagen. Het lijkt er in dit geval sterk op dat de publieke opinie niet zomaar accepteert dat mensen van zich laten horen als ze zelf 'de bron van irritatie' opzoeken. Wie naar het centrum van een drukke kuststad trekt, mag niet hetzelfde geluidsniveau verwachten - laat staan eisen - als op een desolate grasvlakte in de Ardennen. Gelukkig redeneren de meeste mensen op deze manier. Er zouden anders maar weinig luchthavens, kerktorens of ijsventers overblijven.
Desondanks lijkt het erop dat het NIMBY-syndroom ('Not In My Backyard') aan een stevige opmars bezig is. Je hoeft maar een snelle blik op een aantal krantenkoppen te werpen om dat vast te stellen. De klassieker is natuurlijk de turbulentie in de uitgaanssector. In Antwerpen vechten clubs en (dans)cafés steeds vaker een robbertje met de buren uit. Maar het probleem zit veel dieper in de Vlaamse klei geworteld. In Langemark kon een buur niet om met de ravottende kinderen van een buitenschoolse kinderopvang. En in Meetjesland ging een inwoner dwarsliggen voor de bouw van broodnodige nieuwe klasjes. Het uiteindelijke resultaat in elk van deze voorbeelden is minstens opmerkelijk te noemen. De nachtclubs moeten van het stadsbestuur verhuizen, het speelterrein van de kinderen werd na tussenkomst van het schepencollege gehalveerd door nadarhekken en de school kon pas na drie jaar beginnen bouwen. Laat dat even bezinken.
Het dreigement om juridische stappen te ondernemen werkt verlammend omdat het tijdsverlies altijd in het nadeel van de verweerder speelt.
Bovendien gaat het bij dit soort verhalen vaak niet om een verzameld collectief van klagers, maar om enkele individuele gevallen. Het dreigement om juridische stappen te ondernemen werkt verlammend omdat het tijdsverlies altijd in het nadeel van de verweerder speelt. De uitbaters van een club die bedreigd wordt met sluiting missen inkomsten en kunnen hun personeel niet betalen. De buitenschoolse opvang die haar tuin niet volledig kan openstellen, is minder interessant voor ouders (en dan laten we de kindjes buiten beschouwing). En een school die niet kan uitbreiden, kan haar publieke rol om de capaciteitsuitdagingen in het onderwijs op te vangen niet vervullen. Lokale overheden, vaak weerbarstig tegen échte burgerparticipatie, verzuimen om zich te verzetten tegen deze hernieuwde NIMBY-mentaliteit.
Integendeel, ze zien de klager eerder als een electorale klant die men tevreden moet houden. Dat is een gevaarlijke tendens. Want na verloop van tijd regeert de NIMBY-klant het land. Is dat waar we naartoe willen, de tirannie van de zuurpruimen? Gaan we alles dat een beetje leven in de brouwerij brengt maar blijven wegduwen? Begrijp me niet verkeerd. Het spreekt voor zich dat we in een democratie begrip moeten hebben voor ieders bekommernissen. Maar als iedereen zijn eigen NIMBY-pad bewandelt, raken we als maatschappij in haar geheel de weg kwijt.
Zijn we het vermogen om zaken in perspectief te plaatsen gaandeweg niet kwijtgeraakt?
Lokale besturen hebben een verpletterende verantwoordelijkheid met de manier waarop ze hiermee omgaan. Want vaak organiseren ze hun eigen conflict door de verschillende functies die een stad of gemeente heeft niet op elkaar af te stemmen. Als je naast een nachtclub woontorens bouwt, heb je vroeg of laat prijs. En ook het dispuut met de kinderopvang kwam er na een nieuwbouwproject. Men is dus niet alleen sneller op zijn of haar teen getrapt, de overheid helpt ook zelf een handje. Staat men stil bij het feit dat dit ondernemerschap fnuikt? Een strategische visie over duurzame ruimtelijke ordening - waar hoort wat thuis? - kan daar een antwoord op bieden. Eens die keuzes gemaakt zijn, zou een overheid zich daaraan moeten houden. De reactie van de burgemeester van Oostende dat hij het bruisende nachtleven niet zomaar kan wegtoveren is daarom de juiste. Hij geeft niet toe aan het eenzijdige perspectief van de inwoner, maar houdt alle verschillende belangen en functies in het achterhoofd. Helaas gebeurt dat niet in elke stad. Dat hij met Eva in dialoog zal gaan, verdient bovendien een extra pluim.
Want wellicht speelt er nog iets anders in heel deze discussie. Zijn we het vermogen om zaken in perspectief te plaatsen gaandeweg niet kwijtgeraakt? Ofwel gaan we anoniem klagen, ofwel trekken we alle registers open en smijten we, mogelijks in de zoektocht naar bevestiging, onze klachten online. De polarisering die onze maatschappij steeds vaker typeert, vertaalt zich ook hier. Een aantal mensen zullen je steunen, anderen staan klaar om je (soms medogenloos) neer te sabelen.
Nochtans kregen we niet alleen handen om te typen, maar ook een mond om eens te gaan babbelen. Als we maar een fractie van die energie zouden gebruiken om de feitelijke bron van frustratie aan te pakken, dan zou de samenleving er een stuk anders uitzien. Niet iedereen is zich bewust van de ongewenste effecten van hun gedrag. Er is niets zo efficiënt tegen burenlawaai als een ontwapenende glimlach en een vriendelijk verzoek om een beetje op het geluidsvolume te letten. Wie tegen verzuring een dam op wilt werpen, oefent maar beter de lachspieren.
Bron: Knack online, https://www.knack.be/nieuws/belgie/is-het-dat-wat-we-willen-de-tirannie-van-de-zuurpruimen/article-opinion-1473943.html?fbclid=IwAR1sgReB1zekN0shlNgvYU7hKNr1y0XYr6-5P4Z9dcRH-4nJuEe5LDlJrOQ